De turfreis van J. Kraai en zijn vrienden

Schaarste

Dat er tijdens de Tweede Wereldoorlog schaarste heerste is iedereen wel bekend. Alles was op de bon en sommige producten waren onbetaalbaar geworden. “In het Noorden des lands hadden we het zo slecht nog niet”, zegt menigeen. Maar ook hier kregen we het in de winter van 1944/1945, ook wel bekend als de hongerwinter, steeds lastiger. Naast dat er weinig voedsel was, was er ook een tekort aan brandstof. Koolzaadolie was een goede oplossing om ’s avonds wat licht te hebben of om in te bakken, al zette het kleine olievlammetje geen zoden aan de dijk. Kolen waren niet meer beschikbaar, dus zocht men andere oplossingen. De winter van 1944/1945 zou een koude, lange winter worden…

Op turfreis

Het geluk bestond dat er in het noorden nog veen in de grond zat, al moest dit wel afgegraven worden. Droogde je veen, dan had je turf, een prima brandstof voor in de kachel of voor andere doeleinden.

Op 14 december 1944 vertrokken J. Kraai en zijn drie vrienden op de fiets met surrogaatbanden richting Spijkerboor. Hier lag namelijk de open praam (een platbodemschip) waarmee ze de tocht naar het veen zouden maken. Het schip had geen kajuit, dus er was geen plek om te schuilen voor eventuele regen en sneeuw of de kou. Zo gingen ze op weg naar het veen. Tegen een uur of vijf ’s middags kwamen ze aan in Ter Apelkanaal. Ze warmden zich wat op en aten een aantal boterhammen die ze hadden meegenomen. Die nacht brachten ze door in het hooi van een paardenstal. Van slapen kwam echter niet veel, het was er koud en niemand was gewend zo te slapen.

De volgende avond, op 15 december, kwamen ze aan in Klazienaveen. Twee van de mannen konden bij de veenboer overnachten, de twee anderen gingen naar familie in Emmercompascuum.

Op de derde dag, op 16 december, wilden ze beginnen met het laden van het schip, maar dat zou nog even duren. Er waren landwachters in het veld gezien, dus ze moesten wachten. Aan het einde van de middag begon het te sneeuwen, maar ze konden nu wel gaan laden. 30.000 stukken turf moesten op het schip worden geladen. Ze betaalden een normale prijs voor de turf, maar moesten wel wat bijleggen, namelijk 25 kilo zout, klompen en textiel. Alleen geld was op dat moment niet genoeg. Toen alle turf ingeladen was vertrokken ze naar Klazienaveen, waar ze een aantal pakken stro kochten. Hiermee bedekten ze de turf, zodat deze niet opviel.

Op de vierde dag, zondag 17 december, naderden ze de sluis. Dit leverde echter een probleem op. De sluiswachter wilde de sluis niet schutten (het waterniveau verplaatsen), zodat ze verder konden varen, omdat het niet voor de Wehrmacht was. Ze moesten dus weer wachten. Een goed moment om op zoek te gaan naar een warme maaltijd die ze van bonnen en geld konden kopen. Ze hadden al sinds Hoogezand geen warme maaltijd meer gehad, dus dat zal er goed in zijn gegaan. Via iemand die hen aansprak kwamen ze in contact met mensen die hen een plekje bij een warme kachel aanboden. Zo konden ze wat slapen.

Op de vijfde dag, op 18 december, zijn ze als eerste de sluis door. Ze varen naar het Oranjekanaal, want dat was volgens de veenboer de veiligste route. Drie mannen liepen in de lijn - ja dit schip had geen motor of zeil - en één man stuurde. Maar ze hadden de vaart erin. ’s Avonds kwamen ze aan in ’t Haantje (ten noordwesten van Emmen). Ook hier werden ze warm ontvangen, ze kregen eten en konden, al was het in een stoel, bij de warme kachel de nacht doorbrengen.

Dag 6, 19 december. Frustratie alom, want bij elke boerderij die ze passeren ligt een brug. Alle bruggen moesten ze zelf bedienen, wat veel tijd en energie moet hebben gekost. Toen de avond begon te vallen en het donker werd, waren ze in Musselkanaal, waar ze in ieder geval weer bekende grond onder de voeten hadden. Die nacht brengen ze door in een café.

Op de zevende dag, 20 december 1944, komen ze tegen het donker aan in Hoogezand, waar ze de praam vlak voor de Hoogezandsterbrug, tegenover Hotel Faber, afmeren. Daar zou hij wel veilig liggen, want bij Faber zaten Duitsers, hoge piefen. Bovendien was het van 20:00 tot 06:00 Sperrzeit. Het was dus donker op straat en iedereen werd geacht binnen te blijven.

Op de achtste dag, op 21 december, voeren ze via het Borgercompagniesterdiep en het Kleinemeersterdiep naar Kraais grootvader aan de Vosholen, waar ze direct begonnen met uitladen. Niemand had brandstof, dus er moest voorkomen worden dat de turf zou worden gestolen. Met de eerste kar met turf gingen ze naar Kraais huis aan de Hoenslaan. Maar onderweg kwamen ze brandstofcontroleur Huizing tegen. Hij vroeg wat ze vervoerden. Nadat Kraai zijn verhaal had gedaan zei hij: “maak maar gauw dat je thuis komt”. Gelukkig liep deze ontmoeting goed af.

Op 22 december voerden ze de laatste ‘turfritten’ uit. De volgende dag zouden ze de praam terugbrengen, maar vadertje winter had zich in alle hevigheid ingezet. Het vroor dat het kraakte en met kerst konden ze al schaatsen. Pas in maart begon het weer te dooien.


 De route van de turfreis op de kaart
De route die de vrienden aflegden.

 

Publicatiedatum: 16 januari 2020
Auteur : Rachel Hiemstra

Bronnen: