2,5 jaar onder de grond: het Joodse echtpaar Eckstein dook onder

Op 13 april 2019 werd op initiatief van Stichting Archief Muntendam een herdenkingsplaquette onthuld voor het Joodse echtpaar Comprecht Eckstein en Rosetta Eckstein-Lezer. Twee-en-een-halfjaar lang zaten zij onder de grond, ondergedoken voor de bezetter, afhankelijk van de liefdadigheid van een klein groepje helpers: Hendrik en Pieter Kroeze (vader en zoon), huisarts Berend Maarsingh en boekhouder Hendrik Pater.

Comprecht en Rosetta

Voor de twaalf Joodse inwoners die de oorlog niet overleefden werden al eerder Stolpersteine (struikelstenen) geplaatst voor hun toenmalige huizen, maar Muntendam kende nog twee Joodse bewoners: Comprecht en Rosetta.

Comprecht en Rosetta waren in 1933 getrouwd en hadden geen kinderen. Ze woonden aan de Nieuweweg in Muntendam, links naast het kerkje, en Comprecht was onderwijzer aan de school in Tripscompagnie.


 Foto van Comprecht  Foto van RosettaComprecht en Rosetta. Foto's van Stichting Archief Muntendam. 

De kelder van Kroeze

Hendrik Kroeze had een aannemersbedrijf en bouwmaterialenhandel aan de Nieuweweg, op de plek waar we nu BMN Bouwmaterialen vinden. Kroeze had al in 1941 een gesprek met een aantal mensen uit Amsterdam over het oprichten van een ondergrondse verzetsgroep. Onder het bedrijf bevond zich een kelder van ongeveer 15 m2 die in reactie hierop al enigszins werd ingericht als eventuele behuizing voor toekomstige onderduikers.

Toen Kroeze op een dag in gesprek kwam met Comprecht, waarvan hij wist dat hij en zijn vrouw van Joodse huize waren (over het feit of ze elkaar ook werkelijk kenden is tegenstrijdigheid), vroeg hij hem of hij wel eens had gedacht aan onderduiken. De vooruitzichten voor Joden zagen er immers niet goed uit. Comprecht antwoordde daarop dat ze ergens mee bezig waren. Het verzet (Ottevanger) had hen in eerste instantie de optie gegeven om naar Zwitserland te vluchten. Dit zagen ze toch niet zitten, want het gelukken van dit plan is onzeker. Ze kiezen er dus voor om onder te duiken. De ondergrondse moet echter nog wel een plek voor hen zoeken. Ottevanger biedt aan dat als dit niet lukt, ze ook bij hem kunnen komen. Hij bespreekt dit met Kroeze en Kroeze geeft aan dat dit te gevaarlijk is vanwege de kinderen van Ottevanger. Kroeze biedt dan ook spontaan aan dat ze ook welkom zijn bij hem. Er ging een week overheen totdat Comprecht ineens voor Hendrik Kroezes neus stond met de vraag of zijn aanbod nog steeds stond. Hendrik zei dat ze welkom waren en nog diezelfde avond, op 4 oktober 1942, stonden de Ecksteins bij Hendrik voor de deur. De kelder was nog niet volledig ingericht als woonruimte, dus werden ze tijdelijk ondergebracht in een loods op de werf. Als de kelder volledig is ingericht, compleet met closet enzovoorts, sluit het luik achter hen, niet wetende dat het 2,5 jaar zal duren voordat ze weer vrij naar buiten kunnen.

Met gevaar voor eigen leven

Hendrik was niet de enige die hulp bood, er waren nog een aantal mensen die op de hoogte waren van de aanwezigheid van de Ecksteins. Ook zijn vrouw, zoon Pieter en inwonende schoonmoeder, boekhouder Hendrik Pater en huisarts Berend Maarsingh wisten van de onderduikers. Ze wisten dat zij ook gevaar liepen, maar boden hun hulp, belangeloos. Volgens Kroeze zijn ze nooit bang geweest om verraden te worden, ze gingen gewoon door, vol vertrouwen.


 Foto van Berend Maarsingh  Foto van Hendrik PaterBerend Maarsingh en Hendrik Pater. Foto's van Stichting Archief Muntendam.

Ook administrateur/boekhouder (bij Kroeze) Pater zat vanaf het begin in het ‘complot', omdat hij elke dag op kantoor aanwezig was. Met vier mannen – Hendrik Kroeze, Hendrik Pater, huisarts Berend Maarsingh en hoofd van de ondergrondse Jacob Bruggema – werd in het diepste geheim een vergadering gehouden, waarin afspraken werden gemaakt. Zo werd besproken wat men zou doen in noodgevallen, bij ziekte en bij overlijden.

De dagelijkse zorg was voor Kroeze en Pater. Laatstgenoemde woonde toen nog tegenover het bedrijf, bij zijn ouders. Hij kon dus na werktijd gemakkelijk de onderduikers helpen.

Een slimme man die Hendrik Pater, die wel wist hoe hij tussen de mazen van de ‘wet’ door kon glippen. Veel mannen werden aan het werk gezet in Duitsland, maar Pater zorgde ervoor dat hij ontheffing kreeg. Hij was namelijk ‘onmisbaar’ bij het bedrijf van Kroeze en bij de hulpbrandweer. Wanneer iedereen van de bezetter zijn fiets moet inleveren, zorgt Pater wederom voor ontheffing, want hij heeft zijn rijwiel toch echt nodig voor zijn werk, én wat de bezetter niet wist, om de bonkaarten, krantjes en berichten van her en der bezorgen. Toen uiteindelijk toch iedereen zijn fiets moest inleveren, zorgde dat uiteraard voor een probleem. De buurman wist ook dat hij een fiets had, dus fietste hij toch maar naar Veendam om zijn fiets bij Veenlust in te leveren. Bij de hoofdingang ging hij naar binnen om een bewijs van inlevering te halen. Bij de achterdeur ging hij er weer uit, onderweg naar huis, óp zijn fiets! Thuis demonteerde hij de fiets en borg deze goed op. Aan de buurman kon hij nu zijn bewijs van inlevering tonen.

Zoon Piet Kroeze, destijds 19 jaar oud, werkte bij Jacob Bruggema en ging korte tijd later bij zijn vader aan het werk. Piet zorgde er bovendien voor dat het toilet van de onderduikers werd geleegd en schoongemaakt. Ook bracht hij vaak eten naar hen. Dit deed hij zoveel mogelijk ’s avonds, zodat anderen niet in de gaten kregen dat er waf gaande was.

Piet en Hendrik Pater waren een goed team en gingen ’s avonds samen op de fiers op stap om bonkaarten en krantjes rond te brengen. De één fietste altijd honderd meter voor de ander. De voorste zonder en de achterste met bonkaarten. Als er iets niet pluis leek ging de voorste rechtsomkeert en volgde de achterste. De fietstassen hadden een dubbele bodem, deze deden goed dienst. De ouders van Pater vroegen zich wel af wat hij deed, maar zeiden hem enkel voorzichtig te zijn met wat hij deed. Pas na de oorlog heeft hij verteld wat hij destijds uitvoerde. Spreken is zilver, zwijgen is goud.

Hendrik Pater had overdag het meeste contact met de onderduikers, ze zaten namelijk letterlijk onder zijn voeten. Door een gleuf in de houten vloer kon hij berichtjes naar beneden sturen. Als hij op de vloer stampte was dat een teken dat er mensen van buiten het kantoor betreden en moesten de onderduikers stil zijn. Het ging eigenlijk altijd goed, tot die ene keer. Terwijl Pater druk met zijn administratie bezig was, liep er plotseling een Duitse officier het kantoor binnen. Hij hoorde onder zich Comprecht en Rosetta nog in gesprek. Gelukkig sprong Pater hier slim mee om. Hij sprong op met flink wat lawaai en zei met flink wat volume: “Guten tag! Was wollen Sie?”. De officier had gelukkig niets door. Hij kwam de auto van Kroeze vorderen, maar Pater hield vol dat deze onmisbaar was om eventueel zieke mensen mee naar het ziekenhuis te vervoeren en dat ze daarvoor een ontheffing hadden. Na een half uur vertrok de officier met de woorden “Ich komm bald wieder”. Bij Kroeze wisten ze nu wat ze moesten doen. De auto werd verstopt onder een berg dakpannen, totdat hij daar na de bevrijding weer onder vandaan werd gehaald.

Lange dagen

De dagen zullen lang geweest zijn voor de Ecksteins. Voor wat lichtinval en frisse lucht zaten er aan de zijkant van de kelder, vlak onder het aardoppervlak, kleine raampjes. Boven deze openingen waren roosters geplaatst. Als er echter plotseling Duitse soldaten verschijnen die schietoefeningen in de buurt doen, worden er stapels dakpannen op de roosters geplaatst, waar de soldaten tijdens hun rust gaan zitten. Uiteraard hadden zij geen idee wat er vlak onder hun voeten plaatsvond.

Gelukkig hadden ze overdag een aantal bezigheden. Zo hield Rosetta zich bezig met brei- en verstelwerkzaamheden voor de familie. Comprecht maakte tegeltjes met spreuken en gebeurtenissen en las veel. ’s Avonds kregen ze de kans even naar boven te komen voor wat frisse lucht en beweging op het terrein van Kroeze. Op een gegeven moment gingen ze zich in de kelder ook bezig houden met verboden werk. Zo drukten ze krantjes voor de ondergrondse, die uiteindelijk door heel Nederland hun weg vonden.


 Foto van de tafel in de kelder met tegeltjes erop  Foto van de kelder met daarin de drukapparatuur met een krant erin.Afbeelding 1: Comprecht hield zich bezig met het maken van tegeltjes. Reconstructie. Foto van Stichting Archief Muntendam.
Afbeelding 2: Later werden er ook krantjes gedrukt. Foto van Stichting Archief Muntendam.

Eten

Het eten was tijdens de oorlog schaars, maar op het platteland van Groningen was er toch redelijk wat voor handen. Mensen hadden achter hun huis een moestuin en graan was bij de boeren aanwezig. Hendrik Pater en zijn vrouw Geessiena Schepers (getrouwd in 1944) hadden ook kippen, konijnen en duiven, dus er was altijd wel iets. Natuurlijk hadden ze ook veel bonkaarten, maar die gebruiken zou opvallend zijn, dus dat kon niet. Maar met wat er voorhanden was, kwamen de helpers en hun onderduikers de oorlog wel door.

Wanneer Kroeze op een dag bezoek krijgt van een boer die hem vertelt dat zijn varkens binnen enkele dagen door de Duitsers worden weggehaald, besluiten ze zo gauw mogelijk wat varkens te slachten. Het was immers zonde van het vlees. Een zoon van slager Antonides uit Zuidbroek neemt deze taak op zich. De slacht vond plaats op de boerderij en laat op de avond vervoert men de grote stukken per fietskar naar Muntendam. Omdat men om deze tijd niet de weg op mocht, was dit niet zonder gevaar. Nadat uiteindelijk het vlees was ingemaakt , werd het naar de kelder van de onderduikers gebracht. Dit leek men een veilige plek, want Joden eten immers geen varkensvlees.

De bevrijding

Op 14 april 1945 werd Muntendam bevrijd en konden Comprecht en Rosetta de kelder eindelijk in vrijheid verlaten. 2,5 jaar hadden ze ondergedoken gezeten en de oorlog overleefd door de hulp van de bovengenoemde personen. Ze waren weer vrij om te staan, vrij om te zeggen wat ze wilden, vrij in een land vele verliezen geleden had. Helaas heeft Comprecht niet lang van zijn vrijheid kunnen genieten, in oktober 1945 overleed hij in Wildervank. Rosetta overleed in 2006 op hoge leeftijd in Amsterdam, de familie Kroeze heeft tot haar overlijden altijd contact met haar gehouden. De Ecksteins zijn begraven op de Joodse begraafplaats in Veendam-Ommelanderwijk.

Zoveel mensen hadden de oorlog niet overleefd, plaatsen waren verwoest. De oorlog liet zijn gaten na in de samenleving en het land moest heropgebouwd worden. De gaten in het landschap konden opgevuld worden, maar de gaten in gezinnen, families en vriendengroepen niet.

Opdat wij niet vergeten.

Dank en een blijvende herinnering

Hendrik Pater kreeg van de Binnenlandse Strijdkrachten een speciale bedankbrief, getekend door Prins Bernhard.

Hendrik Kroeze kreeg in 1984 een Koninklijke onderscheiding. In 1995 werd de familie Kroeze door Yad Vashiem in Israël erkend als rechtvaardigen onder de volkeren. De namen van Hendrik, Pieter en zijn vrouw zijn vereeuwigd in een plaquette, op deze bijzondere plek in Israël.


 Pieter Kroeze en zijn vrouw in Israël bij de plaquette.Pieter Kroeze en zijn vrouw in Israël. Foto van Stichting Archief Muntendam.

De stichting Archief Muntendam wilde Comprecht en Loretta en hun helpers eren. Daarom werd er aan de Nieuweweg in Muntendam, op de plek waar vroeger het bedrijf van Kroeze zat (nu BMN Bouwmaterialen), een plaquette voor de onderduikers en hun helpers geplaatst. Op 13 april 2019 werd het monument onthuld door de nabestaanden van de helpers: Pieter Kroeze (zoon van Pieter Kroeze), Harry Pater (zoon van Hendrik Pater) en Otto Maarsingh (zoon van Berend Maarsingh). Harry Pater hield na de onthulling een toespraak uit naam van de families.


 De onthulling van het monument door v.l.n.r. Otto Maarsingh, Piet Kroeze en Harry Pater. De onthulling van het monument door v.l.n.r. Otto Maarsingh, Piet Kroeze en Harry Pater. Foto van Stichting Archief Muntendam.


 Het monument in Muntendam  De locatie met het monument ervoor.Het monument en de locatie.

Tot verbazing van de Stichting Archief Muntendam bestond de kelder aan de Nieuweweg nog steeds. In de jaren zeventig werd het gebouw boven de kelder door een brand verwoest, maar de kelder heeft de brand grotendeels overleefd. Na de brand is er een betonnen plafond ingekomen. Daar hebben ze een buisje in aangebracht, want dat zat er tijdens de oorlog ook. Henk Kalk vertelt dat Hendrik Pater als er iemand binnen kwam een steentje door het buisje naar beneden gooide.

Aan de hand van oude foto’s werd de kelder opgeknapt en ingericht zoals deze tijdens de oorlog ongeveer geweest moet zijn. De aanwezigen bij de onthulling mochten een kijkje nemen in de kelder. Deze zal niet permanent geopend zijn, maar op afspraak kunnen er excursies voor groepen of scholieren worden georganiseerd. Ook tijdens Open Monumentendagen zal de kelder opengesteld worden.


 Reconstructie van de kelder met tafel met een pop eraan zittend en schappen aan de muur.  Reconstructie van de kelder met een bed en een paar haakjes met kleding.Reconstructie van de kelder. Foto's van Stichting Archief Muntendam.

Dit artikel is tot stand gekomen aan de hand van verschillende artikelen van de Stichting Archief Muntendam en de toespraak van Harry Pater tijdens de onthulling. De bijeenkomst werd op film vastgelegd, deze kunt u bekijken op YouTube

 

Publicatiedatum: 6 november 2019
Auteur: Rachel Hiemstra

Bronnen: