De schat van Sappemeer

Verberg uw dochters en vrouwen en begraaf uw schatten! De kozakken zijn op komst!

November 1813: De kozakken kwamen ons land dan wel bevrijden van Napoleon, maar vertrouwen had men niet in de Russische manschappen. En hun slechte naam bewezen ze, een ooggetuige uit 1813 vertelt:

[…] Die ochtend was Kornelis Boon, een landbouwer te Zuidbroek, al vroeg uit de veren. […] Zijn vrouw lag nog te bed, toen om 7 uur een troep kozakken, 30 tot 40 man sterk, kwam aangestormd. Zij drongen het huis binnen, keerden alles ondersteboven en dronken ,,braaf” jenever. […]. Hevig ontsteld spoedde Kornelis Boon zich huiswaarts. Juist had hij zijn boerderij bereikt, toen twee nagekomen kozakken hem ontdekten. Hij was wel zo goed aan hun zijn zakgeld als buit af te staan. Nadat ze nog even een buurvrouw met de knoet hadden ,,bewerkt”, verdwenen ze uit het gezicht.

Zou dit de reden zijn waarom de vroegere bewoners van het huidige Noorderstraat 92 in Sappemeer een pot met geld onder de drempel begroeven? Dat geheim heeft de eigenaar meegenomen in zijn graf.

Noorderstraat 92

Als het huis aan de Noorderstraat in 2001 een nieuwe eigenaar krijgt, willen deze uiteraard onderhoud plegen. Nieuwe rioleringsbuizen zijn hard nodig. Op 21 mei 2001, rond 11:50 graven ze onder de drempel. Wim Jansen en Piet Feenstra stuiten plotseling op een gaaf oud aardewerken potje. Tot hun verbazing zit het potje vol met eeuwenoude munten, waarvan de nieuwste uit de Franse tijd stammen.


 Situatie rond 1900 en recentelijk. Het perceel dat nu nr. 92 is valt helaas net buiten beeld op de historische foto. Hier ziet u nog het oude Winschoterdiep.  Het witte pand volledig rechts op de recente afbeelding is nu nr. 92. Situatie rond 1900 en recentelijk. Het perceel dat nu nr. 92 is valt helaas net buiten beeld op de historische foto. Het witte pand volledig rechts op de recente afbeelding is nu nr. 92. Op de historische afbeelding ziet u nog het oude Winschoterdiep. 

Schippersfamilie Meijer

De jongste munt stamt uit 1808. Op dat moment, aan het eind van de achttiende en het begin van de negentiende eeuw, woont de schippersfamilie Meijer in het pand dat wij nu kennen als de Noorderstraat 92. Jan Pieters Meijer en Annechien Wichers trouwen in 1758 en krijgen zeven kinderen. Nu staat het huis aan de Noorderstraat, maar destijds lag het huis aan het water, het vroegere Winschoterdiep. Meijer is schipper en gezien het feit dat hij geen groot huis bezat zal hij niet heel welvarend zijn geweest. Omdat je als schipper je vrachten vaak zelf moest kopen, was wat extra geld achter de hand wel handig. Als de goederen op de plaats van aankomst waren verkocht je de goederen en was de investering weer terug verdiend.

In 1810 overlijdt Meijer, zijn vrouw leeft daarna nog 19 jaar. Zoon Pieter Jans Meijer, die ongetrouwd is, neemt het huis van haar over. Als hij in 1836 overlijdt, verdwijnt het huis uit de familie. De pot met munten blijft achter in het huis, zal Pieter Jans wel van de pot hebben geweten?

154 munten

Het Keulse potje, dat was afgedekt met een vergaan linnen doek, bevatte 154 munten, waarvan 150 van zilver en vier van goud. Omstreeks 2013 besluit de familie om de munten te verkopen. Eerder hebben ze al een taxatie laten doen, die destijds uitkwam op 12.465 gulden. Uiteindelijk komt het potje met munten terecht in het Groninger Museum, dat er 6500 euro voor betaalt.

Het grootste gedeelte van de muntschat bestaat uit guldens (118) en drieguldens (15). Deze werden geslagen in de provinciale munthuizen van Friesland, Gelderland, Holland, Overijssel en Utrecht, in de landschapsmunt van West-Friesland en in de stedelijke Munt van Deventer. De munthuizen van de Stad en provincie Groningen werden in 1693 voorgoed gesloten, dus het is niet gek dat Groningse munten ontbreken in de schat, omdat er dan waarschijnlijk al niet veel Groningse munten meer in omloop zijn.

Daarnaast zaten er in het potje munten met namen die wij nu niet meer kennen, zoals rijderschelling (6 stuiver), zilveren dukaten (52 stuiver), tienschellingstukken (60 stuiver/3 gulden) en halve gouden rijders (7 gulden). Ook bevat de schat nog vier munten uit de Zuidelijke Nederlanden, de oudste munt is een Brabantse patagon uit 1624.

De waarde van het geld werd destijds echter niet bepaald door de naam op de munt, maar door het gewicht en gehalte, vandaar dat een munt uit 1624 destijds gewoon nog gebruikt kon worden. Het is een mooie afspiegeling van het geld dat destijds in omloop was voor de handel. Destijds had het geld opgeteld een waarde van 234 gulden twee stuiver, een gemiddeld jaarinkomen van een arbeidersgezin. Voor een schipper als Meijer zal dit ruim een half jaarinkomen zijn geweest. Dat was dus een hoop geld. Destijds waren er nog niet overal banken waar je je geld veilig achter kon laten, het geld dat je had moest je dus op een veilige plek thuis opbergen. Een modaal jaarinkomen ligt nu (2020) op ongeveer 36.500 euro, zou u dat of zelfs de helft ervan zomaar onder de vloer van uw huis verstoppen?


 Het potje met de munten erin
 Het potje met de muntenvondst. Foto gemaakt door Gerben Feenstra, destijds bewoner van het pand.

Het Keulse potje

De munten zaten in een zogenaamd Keuls potje, een 12 centimeter hoge tuitpot, die is gemaakt in het Westerwald (Duitsland), een streek links van de Rijn tussen Siegburg en Koblenz. De export van dit soort aardewerk verliep tot in de twintigste eeuw vanuit Keulen, vandaar de benaming. Het potje van grijs bakkend steengoed bedekt met zoutglazuur heeft een tonvormig lichaam met zich verwijdende mondrand met dekselgeul, hierop past vaak een houten deksel. Het potje heeft één oor en een schenktuit. De deels ingekraste decoratie is blauw gekleurd met kobaltoxide. Normaal gesproken gebruikte men een dergelijk potje om koude vloeistoffen te kunnen schenken, zoals stroop. Het potje wordt gedateerd op de tweede helft van de achttiende eeuw.


 Het Keulse potje
 Het Keulse potje met munten. Foto door: Gerben Feenstra.

 

Publicatiedatum: 9 juni 2020
Auteur: Rachel Hiemstra

Bronnen: