De brand van 1895

Alarm!

Op dinsdagochtend 27 augustus 1895 woei er een flinke wind in Hoogezand. Zaagmolen ‘De Vrijheid’ van A. Maathuis, die op de hoek van het Winschoter- en het Kieldiep stond, draaide prima op windkracht 10, totdat… “Brand!” De as van de molen was flink warmgelopen door de stevige wind. Door deze harde wind stond hij bovendien in no-time in lichterlaaie.

Tegen half twaalf sloeg een angstaanjagend geluid door de straten, de brandklok werd geluid. Alle brandspuiten van Hoogezand en Sappemeer - ook uit de fabrieken - rukten uit, maar de wind was het water de baas. Het vuur sloeg binnen korte tijd over naar een aantal houtloodsen. Ook de oliemolen van Ter Borg aan de overkant van het diep en verschillende huizen vielen al gauw ten prooi aan het vuur.

Inwoners begonnen in paniek met huisraad te slepen, anderen stonden rustig naar de brand te kijken. Veel mensen brachten hun inboedel naar de plaats van weduwe Wildervanck, waar het in de schuur werd opgeborgen.


 Situatie voor de brand van 1895 met in het midden de brug. De situatie voor de brand, 

Brand meester

Pas tegen het einde van de middag, rond een uur of vijf, was de brand onder controle. De spuiters kregen wat hulp van moeder natuur in de vorm van een tot rust komende wind en wat hemelwater. Er moest echter nog wel de hele nacht en ook de volgende dag nageblust worden.
Omdat de brand zelfs het Kieldiep over was gesprongen was de schade enorm. Aan het einde van de dag waren 24 gezinnen dakloos. Gelukkig was er niemand gewond geraakt.

De schade was enorm

De molen van Maathuis, de behuizing, een grote voorraad hout en drie arbeiderswoningen bij de molen waren in vlammen opgegaan. Ook de stoomoliemolen van Ter Borg aan de andere kant van het Kieldiep was ten prooi gevallen aan de vlammen, net als het pakhuis, een viertal arbeiderswoningen dat hier stond en een grote hoeveelheid lijnzaad en lijnolie. Gevreesd werd nog voor het exploderen van de ketel in de oliemolen, dit kon gelukkig voorkomen worden door op tijd de kranen te openen.
Ook de behuizing van de olieslagerij, bewoond door mevrouw van Calcar overleefde de brand niet, net als de kruidenierswinkel van de heer Ruding. De onlangs herbouwde winkel van de heer W. Bronsema bleef gespaard, maar had wel aanzienlijke schade. Ook de smederij van de Gebroeders Alfing, de ververij van de heer Postma en de woning van schoenmaker Deen waren tot de grond toe opgebrand.

De sterke zuidwestenwind zorgde ervoor dat ook aan de noordzijde van het Winschoterdiep brand ontstond. Hotel Roelfsema verloor haar achterkant en had flinke schade aan de bovenzaal. Ook de kapitale boerenbehuizing van mej. weduwe Boerma ging volledig verloren, net als de noordzijde van het huis van winkelier Molema en de bakkerij van de heer Kuitse, naast het gemeentehuis.

Ook de Kielsterklap had vlamgevat. Om ongelukken te voorkomen was men genoodzaakt om het bovengedeelte van de brug omver te halen. Hierdoor kwam het scheepsverkeer van Hoogezand naar Stadskanaal volledig stil te liggen.


 De situatie na de brand. De Brugstraat met de Kielsterklap, later situatie Meint Veningastraat ter hoogte van perceelnummer 126. Rechts van het Kieldiep de in 1895 afgebrande houtzaagmolen van Maathuis en links van het water de Lijnoliefabriek later Hevea- bandenfabriek.   De restanten van houtzagerij Maathuis na de brand. De situatie na de brand. Op de eerste foto de Brugstraat met de Kielsterklap, later situatie Meint Veningastraat ter hoogte van perceelnr. 126. Rechts van het Kieldiep de in 1895 afgebrande houtzaagmolen van Maathuis en links van het water de Lijnoliefabriek later Hevea- bandenfabriek. Op de tweede foto de restanten van de houtzagerij Maathuis.

Geruchten

Direct na de brand kwamen er geruchten op gang. De brandweer was te laat, het materiaal deugde niet en de mannen wilden niet blussen voordat er jenever geschonken werd! Dit zorgde uiteindelijk in 1896 voor een complete reorganisatie van de brandweer. Alle 100 spuitgasten werden ontslagen, nieuwe brandweerlieden werden aangenomen en het regelement werd aangepast. Daarnaast werd het voor mensen van 20 tot 60 jaar verplicht de handen uit de mouwen te steken bij brand, in plaats van toe te kijken. Vanaf 1823, toen alle gemeenten de opdracht kregen van Koning Willem I om een brandweer op te richten, was het verplicht gemaakt om de handen uit de mouwen te steken, maar kennelijk was dit beleid in de tussentijd verslapt. Destijds was eigenlijk iedereen tussen de 18 en 65 jaar brandweerman. Hielp je niet, dan kreeg je een boete.

 

Publicatiedatum: 7 oktober 2020
Auteur: Rachel Hiemstra

Bronnen: