Sranan na mi ati, Grunn is mien thoes
De 17e eeuw: ontdekkingsreizen, kolonisatie en slavernij
In 1492 zet Columbus voet aan wal in Amerika. Hiermee maakt hij de weg vrij voor de Europeanen. Zij gaan op zoek gaan naar gebieden om te veroveren en handel te drijven. Ook op de plek die we nu Suriname noemen gebeurt dat. Spanjaarden, Engelsen en Fransen proberen zich er te vestigen. In 1651 beginnen de Engelsen er de eerste suiker- en tabaksplantages.
Nederlanders heeft in die tijd vooral oog voor Azië, maar dat verandert als Henry Hudson – een Engelse zeevaarder – in dienst van de VOC op zoek gaat naar een nieuwe handelsroute naar Azië. Dat doet hij via het noordoosten. Maar als ze daar niet verder kunnen door het ijs, zoekt hij een route via Amerika. Op 11 september 1609 varen ze met het schip de Halve Maen de rivier op die wij nu de Hudson noemen.
De aandacht van de Nederlandse handelaren is gewekt. De West-Indische Compagnie (WIC) wordt opgericht en krijgt het alleenrecht op handel in het westen. Het gebied rondom de rivier de Hudson, noemt men nu Nieuw-Amsterdam. In 1664 bezetten de Engelsen Nieuw-Amsterdam. Ze dopen de kolonie om tot New York. Als reactie hierop bezet Nederland het Engelse fort Willoughby in het huidige Paramaribo in Suriname. Ze noemen het Fort Zeelandia. Vanaf dat moment is Suriname een Nederlandse kolonie.
Slavernij
In de 17e eeuw begint Nederland met slavenhandel. De WIC koopt mensen aan de West-Afrikaanse kust en verscheept hen om ze vervolgens te verkopen aan plantage-eigenaren. Zoals in Suriname, waar ze onder dwang moeten werken. De mensen die ontsnappen vluchten het regenwoud in. Hier bouwen ze nieuwe dorpen en met hun eigen cultuur. Deze groepen noemen we de Marrons.
De 19e eeuw: afschaffing van de slavernij
Op 1 juli 1863 schaft Nederland de slavernij af in Suriname en de Nederlandse Antillen. Deze dag herdenken we elk jaar op 1 juli tijdens Keti Koti (ketenen verbroken). Ook in Midden-Groningen doen we dit.
Veel vroegere tot slaaf gemaakten moeten daarna nog 10 jaar verplicht op de plantages werken. Hun nakomelingen noemen we de creolen. Maar er zijn nog steeds arbeiders nodig. Daarom haalt Nederland na de afschaffing van de slavernij contractarbeiders uit Azië. Zoals Hindoestanen, Javanen en Chinezen. Onder valse beloftes worden ze naar Suriname gelokt. Hier moeten ze hard werken in slechte omstandigheden en krijgen ze maar weinig betaald. Omdat ze niet terug kunnen, blijven ook zij in Suriname wonen. Zo ontstaat er in Suriname een smeltkroes van culturen.
De 20e eeuw: de weg naar onafhankelijkheid
Na de Tweede Wereldoorlog krijgen koloniën meer zelfstandigheid. Zo mogen de Surinaamse inwoners zelf hun land besturen en krijgen ze kiesrecht. In 1954 legt men deze afspraken definitief vast.
Vooral de creoolse bovenlaag laat zich vlak na de oorlog wel eens horen voor onafhankelijkheid. Maar het grootste gedeelte van de bevolking vindt Suriname nog niet klaar om op eigen benen te staan. Maar de bevolking moet zich wel voorbereiden.
In 1973 komt de NPK (Nationale Partij-kombinatie) aan de macht. Het proces belandt nu in een stroomversnelling. Premier Henck Arron zegt dat Suriname uiterlijk in 1975 onafhankelijk moet zijn.
Ook Nederland vindt dat koloniën niet meer van deze tijd zijn. Er wordt ingestemd met de onafhankelijkheid. Vanaf 25 november 1975 is Suriname, na ruim 300 jaar in Nederlandse handen, een onafhankelijke staat.
1975: Surinamers komen naar Nederland
De onafhankelijkheid zorgt ervoor dat een grote groep Surinamers naar Nederland komt. Zo kunnen ze namelijk hun Nederlandse nationaliteit houden.
Op dit moment wonen er zo’n 365.000 mensen van Surinaamse afkomst in Nederland, met verschillende culturele achtergronden.
Surinamers in Midden-Groningen
Ook in onze gemeente gaan Surinamers wonen. En dat gebeurt al ver voor de onafhankelijkheid.
Jan Christiaan
Jacob Appius (werkzaam in Suriname) vertrekt in augustus 1771 met een slavenschip naar Nederland. Zijn Surinaamse bediende Jan Christiaan neemt hij mee. Jan Christiaan komt bij hem wonen in de veenborg Stadwijck in Sappemeer, waar hij voor Appius werkt. Ze moeten een goede band hebben gehad, want Jan Christiaan komt voor in het testament van Appius. Volgens het testament krijgt hij elk jaar 104 Carolus gulden. Ook krijgt hij onder andere het vistuig, een snaphaan (geweer) met jachtzak, een kruitbus en een bed met toebehoren. Bovendien krijgt hij alle oude en nieuwe nachthemden van zijn meester en mag hij een keuze doen uit zijn garderobe. Na het overlijden van Appius trouwt Christiaan en vertrekt naar Groningen.

Fragment uit het testament van Jacob Appius.
Eddy Ligéon
Ook later in de tijd komen we Surinamers tegen in de archieven van Midden-Groningen. Eén van hen is Edmund (Eddy) Eugène Ligéon. Zijn naam komen wij tegen in het archief van het Aletta Jacobs Lyceum. Als Eddy 17 is, besluit zijn oom om hem naar een Nederlandse middelbare school te sturen. Zo heeft hij een betere aansluiting op de universiteit. Eddy pakt zijn koffers en stapt in november 1955 op de boot naar Nederland. Hij gaat wonen in Instituut Homes in Hoogezand en studeert aan het Aletta Jacobs Lyceum in Sappemeer. Eddy studeert hier van 1956 tot en met 1958. Hierna gaat hij naar de Rijksuniversiteit in Groningen. Hier maakt hij met succes een chemische opleiding af en tot zijn pensioen werkt hij in het academisch ziekenhuis (nu UMCG). Eddy Ligéon overlijdt op 21 februari 2023 op 87-jarige leeftijd.

Foto van leerlingen van klas B5 van het Aletta Jacobs Lyceum. Derde van links: Eddy Ligeon.
Van Bakkie naar Hoogezand
In 1975 verlaten veel Surinamers hun land om een nieuw leven in Nederland te beginnen. Ook de bewoners van het dorp Bakkie maken deze stap. Hun reis brengt hen van een klein dorp aan de rivier, naar een flat in Hoogezand.
Bakkie ligt op ongeveer een halve dag varen vanaf Paramaribo. In de jaren zestig is het een levendig dorp. Er zijn geen wegen, auto’s of waterleiding en in de regentijd is het er erg nat. De bewoners lopen dan ook vooral op blote voeten.
In 1975 wordt Suriname onafhankelijk van Nederland. Veel mensen besluiten in die tijd om naar Nederland te verhuizen, omdat ze onzeker zijn over de toekomst. Onder hen zijn ongeveer 10.000 Javaanse Surinamers. Zo ook de Surinamers uit het dorp Bakkie. De verhuizing naar Nederland betekent voor hen een grote verandering.
Hoogezand-Sappemeer groeit in 1975 snel. Er is veel werk en er zijn genoeg woningen beschikbaar. Ongeveer 500 Javaanse Surinamers vertrekken in die tijd naar Hoogezand. 100 van hen komen uit Bakkie.
Mensen verkopen alles om de reis naar Nederland te kunnen maken. Van een leven in de tropen, midden in de natuur, naar een flat in Hoogezand. Je kunt je voorstellen dat de schok niet groter kan zijn. De flat in de Donker Curtiusstraat biedt voldoende woonruimte, maar het leven is er totaal anders.
De flat krijgt al snel de bijnaam ‘de Bakkieflat’. In 1986 maakt men zelfs een documentaire: ‘Nog steeds onderweg tussen Bakkie en Hoogezand’. Over het leven van de Javaanse Surinamers in Nederland. De documentaire laat zien hoe hun leven is veranderd en wat het dorp Bakkie nog voor ze betekent.

De flat aan de Donker Curtiusstraat in 1970 en 2025
Een rijk verenigingsleven
De Surinaamse gemeenschap in Hoogezand is vanaf het begin actief. Er is behoefte om samen te komen, te koken, te vieren en te leren. De gemeente Hoogezand-Sappemeer zorgt voor een ruimte in het activiteitencentrum aan de Parallelweg (voorheen Instituut Hommes). Ook richt de gemeente een belangenvereniging op: Stichting Versah. Deze wordt later opgevolgd door de Stichting Suranti.
Er ontstaan verschillende verenigingen, zoals Jai Hanuman, Jai-Bajrangbali en Kamadjuan Rajat Suriname. Zij zetten zich allemaal in voor de gemeenschap.
In 1985 richt men een eigen voetbalclub op: Hesanti (wat Hoogezand betekent). Na een aantal jaren heft men de club op, maar voetballen doet men nog steeds. Vanaf 1993 voetbalt een team van het Activiteitencentrum ieder jaar tegen de gemeenteraad en het B&W. En natuurlijk sluit men de voetbalwedstrijd altijd af met een etentje in het centrum.
In de loop der jaren organiseert men van alles, van de viering van feestdagen en het houden van culturele avonden, tot muziek en tentoonstellingen.
Dankzij Stichting Pittig Gekruid wordt Keti Koti nu elk jaar in Midden-Groningen gevierd.

Bevrijdingsfeest 1995
Srefidensi Dey – 50 jaar onafhankelijkheid
Op 25 november dit jaar is het 50 jaar geleden dat Suriname onafhankelijk werd. Deze nationale feestdag noemen we Srefidensi Dey, wat letterlijk ‘zelf doen’ betekent. Het is een mijlpaal in de geschiedenis van Suriname en ook voor ons in Nederland een moment om bij stil te staan.
Daarom opent het Historisch Archief Midden-Groningen op 1 november (in de maand waarop de onafhankelijkheid werd uitsproken), de tentoonstelling Sranan na mi ati, Grunn is mien thoes (Suriname is mijn hart, Groningen is mijn thuis). Over de Surinaamse gemeenschap in Midden-Groningen.

Publicatiedatum: 29 oktober 2025
Auteur: Rachel Hiemstra
Bronnen:
- Archieven Historisch Archief Midden-Groningen
- NPO Kennis: waarom was Suriname een kolonie van Nederland
- Canon van Nederland: Suriname onafhankelijkheid
- Genealogie online: Groningse doopsgezinden
- Vijf eeuwen migratie: Eddy Ligeon
- Basketball.nl: Basketbalgemeenschap verliest met Eddy Ligeon 86 een van de alleraardigste mensen
- Museum Bakkie: Bakkieflat Hoogezand
- Documentaire ‘Nog steeds onderweg tussen Bakkie en Hoogezand’
- 50 jaar onafhankelijkheid van Suriname: Dit jaar viert Suriname 50 jaar onafhankelijkheid
- Activiteitencentrum Suranti in Hoogezand
