Van Calcar: van moutwijn tot jenever

Een medicinaal drankje

Jenever is al van oudsher een populaire drank. Het ontstaat in de vijftiende eeuw in Nederland echter als een medicinaal drankje. Jenever was gezond en verdoofde pijn. In de zestiende eeuw verandert de toepassing. Het jeneverrecept wordt vastgelegd en het wordt een drankje voor gegoede fijnproevers.

Bij de klassieke oude jenever wordt graan gedistilleerd tot moutwijn. De distillateur voegt daarna hetgeen toe dat het karakter geeft aan de jenever.

Jeneverstokers en moutwijnproducenten

Jenever is in de 18e en 19e eeuw een populaire drank, geliefd genoeg om zelf te produceren. De brandewijnstokerijen en moutwijndistilleerderijen ontwikkelen met de tijd een geheel eigen bedrijfstak. In 1840 zijn er al 17 stokerijen actief in de provincie Groningen.

Rudolf van Swinderen

Aan het einde van de achttiende eeuw, in 1798, laat Rudolf van Swinderen (bewoner van de sierlijke veenborg Jachtwijk in Foxham) als jeneverstoker al van zich weten. Hierna komen er in de provincie Groningen steeds meer producenten bij.

Willem Albert Scholten

Ook een andere bekende, Willem Albert Scholten, is actief op het gebied van moutwijn. Aardappelen zijn namelijk niet alleen goed voor aardappelmeel, je kunt er ook uitstekende moutwijn van maken. Gevestigd aan de Zuiderstraat in Sappemeer is ‘De Vlijt en Eendracht’. Dit bedrijf bestaat uit twee fabrieksgebouwen, het ene richt zich op aardappelmeel, het andere op de productie van moutwijn. Scholten is al in 1854 in zee gegaan met Tamme S. Bakker. Ze zijn dan beide voor vijftig procent eigenaar van het bedrijf. De Vlijt staakt in 1861 de productie en er blijven nog maar twee man aan de fabriek. In 1864, wordt Scholten de enige eigenaar van het bedrijf. Ook aan zijn fabriek in Foxhol begint hij een moutwijnstokerij.


 De Vlijt
Distelleerderij 'De Vlijt'. Later Noorderstraat nr. 398-400. Op de voorgrond het oude Winschoterdiep.

Pieter van Calcar

Meest bekend is echter de moutwijndestilleerderij van Pieter van Calcar, die in 1839 ontstaat. Van Calcar start zijn distilleerderij echter in een lastige tijd. Het gaat namelijk niet zo best met de moutwijnindustrie na 1840. De beruchte aardappelziekte rukt op en zorgt er zo voor dat de productie in verschillende bedrijven tijdelijk wordt stilgezet. Koert Pieters van Calcar vraagt vanwege deze ellende in 1845 vermindering aan van zijn belastingaanslag. De overheid zwicht echter niet. De minister van financiën geeft hem de overweging om gezien de omstandigheden maar helemaal te stoppen met zijn distilleerderij. De ‘mindere klasse’ kon al geen aardappelen kopen, dus waarom zou hij in deze situatie bevoordeeld moeten worden? Het loopt dus niet al te best met de zaken.

En dan is er ook nog flinke concurrentie. Met de stijgende aardappelprijzen valt het niet mee om tegen de graanjenever uit Schiedam op te boksen. Hier wordt de moutwijn niet gestookt uit aardappelen, maar uit gerst en rogge. De prijzen uit Schiedam zijn maatgevend. Als het aardappelmeel te duur is, dan worden er grondstoffen uit het westen gehaald om te destilleren. Zo is er minder personeel nodig en schommelt het aantal werknemers ook voortdurend.

De industriële revolutie

In de overgang van ambacht naar fabriek spelen de moutwijnbranderijen in Hoogezand-Sappemeer een belangrijke rol. Doordat men nu gebruik kan maken van stoommachines kunnen de processen behoorlijk worden versneld. Hiermee begon ook de groei van de plaats Hoogezand. Het oorspronkelijk grotere Sappemeer werd nu voorbijgestreefd en rond 1850 waren Hoogezand en Sappemeer aan elkaar vastgegroeid.

De industriële revolutie is het tijdperk dat zijn begin markeert rond 1750 in Engeland. Door bijvoorbeeld de uitvinding van de stoommachine wordt het mogelijk om steeds meer handmatige processen machinaal en sneller uit te voeren. In Nederland duurt het echter nog wel even voordat de industriële revolutie op gang komt. We lopen wat dat betreft behoorlijk achter. Maar waarom zouden we ook? Nederland leeft veelal van landbouw, daarin is voldoende werk en bedrijven richten zich vaak maar op één product, zoals aardappelen of eieren. Ook zijn de bedrijfjes vaak kleinschalig en werkt men al generaties lang op dezelfde manier. Daarnaast is er met de handel voldoende geld te verdienen. ‘Never change a winning team?’ Toch stapt ook Nederland uiteindelijk over op grootschalige productie. De eerste fabriek met een stoommachine wordt hier echter pas in 1827 geopend.

Ook de moutwijnbranderijen maken gebruik van de nieuwe mogelijkheden, maar helaas zijn er krachten van buitenaf die het de moutwijn- en jeneverproducenten moeilijk blijven maken.

Herstel blijft uit

In de jaren zestig van de 19e eeuw zijn Van Calcar & Boon aan het Kieldiep en Scholten in Foxhol de enige moutwijnproducenten. Omstreeks 1865 ruilt Van Calcar de aardappelen in voor melasse als grondstof voor de bereiding van alcohol. Dit is een restproduct dat ontstaat bij het raffineren van suiker uit suikerbieten. In eerste instantie wordt de jenever die Van Calcar uit de melasse produceert alleen lokaal en regionaal verkocht.


 Detail loonlijst van 1874
De arbeiders/loonlijst uit 1874 van Van Calcar in Sappemeer.

Echt herstel blijft echter uit in de jaren zestig en zeventig, en niet alle producenten overleven deze tijd. In 1875 biedt Van Lennep in Foxham zijn ‘stoomaardappelbranderij met mouterij, twee stallen, een brandewijnfabriek, een turfschuur etc.’ te koop aan in de krant. De prijzen zijn slecht en er heerst mond-en-klauwzeer onder de veestapel, dus het einde is in zicht. Twee jaar later, in 1877, is het echt afgelopen.

De veestapel zou eigenlijk een mooie extra bijverdienste moeten zijn, maar deze was vaak zelfs hoger dan die van de drank. De dieren aten zich rond aan het voor de moutwijnfabrikant nutteloze afvalproduct van de aardappelvezels, ‘korries’ noemde men deze. Vervolgens werd het vee ze verkocht, door het personeel naar het spoor gebracht en in wagons naar de slachterij gebracht. Het waren flinke stallen, bij De Vlijt stonden 1200 ossen.

Na 1877 waren er nog twee fabrieken over, Van Calcar in Hoogezand en De Vlijt in Sappemeer. De Vlijt werd in de jaren tachtig van de 19e eeuw de N.V. Gist- en Spiritusfabriek Sappemeer. Bij Van Calcar in Hoogezand kreeg de directeur op een tentoonstelling in Parijs een huldiging. Hij werd als uitvinder van een nieuwe methode in de fabricage van gist uit aardappelen gehuldigd.
Aan het einde van de negentiende eeuw ontstaat er een brand bij Van Calcar, maar ook deze weet Van Calcar te doorstaan.

Van Calcar in de 20e eeuw

Over het eerste deel van de 20e eeuw is maar weinig bekend. In onze archieven zijn enkel een aantal (financiële) jaarverslagen te vinden, waaruit blijkt dat het Van Calcar voor de wind gaat. Zo staat er in het verslag van 1922 dat er op 31 december van dat jaar bij de fabriek en haar afnemers ongeveer 1600 fusten aanwezig zijn. De gemiddelde prijs per fust is ongeveer f12,90. Waarvan er dat jaar ongeveer 150 nieuwe werden aangeschaft. Een jaar eerder was de prijs per fust nog f11,35. In het jaar 1922 wordt 3817,40hl brandewijn en 1336,47hl moutwijn afgeleverd. Er wordt dat jaar een winst gemaakt van f127.184,88½.


 Personeelsleden van de N.V. Gist-en Spiritusfabriek, annex distilleerderij "De Vlijt", van Calcar en Zoon. Het jongetje links op de voorgrond is Cornelus de Haan, de latere bakker van Sappemeer.
Personeelsleden van de N.V. Gist-en Spiritusfabriek, annex distilleerderij "De Vlijt", van Calcar en Zoon. 

De laatste zichtbare herinnering

De fabriek in Sappemeer was inmiddels opgeheven. Het pand staat er nog steeds. Het is later onder andere in gebruik geweest als kledingdepot van het Leger des Heils. Het pand heeft nu een woonbestemming.

Van Calcar zet in ieder geval door, in 1953 is het bedrijf inmiddels gevestigd aan het Heveapad in Hoogezand. In 1957 wordt de laatste Hinderwetvergunning afgegeven.


 Gist- en spiritusfabriek van Calcar aan het Heveapad met rechts daarvan het Kieldiep. Op de achtergrond links de Kerkstraat met het "diaconiehuis", en het in 1867 gebouwde gemeentelijke tolhuisje.
De fabriek van Van Calcar aan het Heveapad met rechts daarvan het Kieldiep. Op de achtergrond links de Kerkstraat met het "diaconiehuis", en het in 1867 gebouwde gemeentelijke tolhuisje.

Het pand aan het Heveapad wordt in 1978 afgebroken. Wat nog rest is het toegangshek en de oprijlaan met bomen naast het voormalige CWI-gebouw (arbeidsbureau) aan de Kerkstraat 38A. De letters V en C in het hek zijn de laatste zichtbare herinnering aan Van Calcar in Hoogezand.
In 2021 werd aan het bestuur van de Historische Vereniging Hoogezand-Sappemeer gevraagd de gemeente Midden-Groningen te adviseren over de conservering en de herbestemming van het hekwerk ‘Van Calcar’. Er zijn een aantal suggesties gedaan om het monument voor de toekomst te behouden en conserveren. Terugplaatsen in het te reconstrueren gebied Kerkstraat heeft de voorkeur van de historische vereniging.

 

Publicatiedatum: 12 januari 2022
Auteur: Rachel Hiemstra
Bronnen: