Voormalige gemeente Menterwolde

Het ontstaan van de gemeente Menterwolde

De gemeente Menterwolde ontstond op 1 januari 1990 door samenvoeging van de gemeenten Oosterbroek, Muntendam en Meeden. De nieuwe gemeente had eerst de naam Oosterbroek. Een jaar later koos de gemeenteraad voor de naam Menterwolde. Het gemeentehuis is sinds juni 1992 gevestigd te Muntendam. Vanaf 1 januari 2018 is de gemeente Menterwolde onderdeel van de nieuwe gemeente Midden-Groningen.

De gemeente Menterwolde bestond uit de volgende plaatsen en kernen:

De naam Menterwolde

De naam Menterwolde (Menterasilva [1222] of Menterawalda) komt van het Middeleeuwse veenlandschap aan de oevers van het riviertje de Munter Ee. Later noemt men dit het Wold-Oldambt. De naam Menterwolde is ook gebruikt voor een klooster dat iets ten zuiden van Nieuwolda lag. Bovendien zijn er aanwijzingen dat een nederzetting in de buurt van dit klooster dezelfde naam droeg.

De eerste nederzettingen

De streek Menterwolde wordt al eeuwen bewoond. Gezien de archeologische vondsten die er zijn gedaan moeten er in 800 voor Christus al mensen hebben geleefd. In de tiende eeuw na Christus ontstaan de eerste nederzettingen op de dekzandruggen van Noord- en Zuidbroek en Meeden. Deze vormden zich in de laatste ijstijden. Het zijn hogere en droge plekken in het omringende natte hoogveengebied. Vanuit hier ontgint men de omliggende veengebieden. 

Het landschap

In het begin van de 16e eeuw overstroomt het gebied voor een deel door de Dollard. Hierna ontwikkelt het gebied zich snel. De vruchtbare klei die door de Dollard op het land wordt afgezet trekt de aandacht van boeren. De dorpen vormen zich als langgerekte streekdorpen rond de tijdelijke inham van de Dollard. Deze vorm ontstaat door de veenontginning aan de rand van de dekzandruggen. Ongeveer een halve eeuw later wordt het verdronken land weer ingepolderd.

Alle plaatsen die deel uitmaakten van de gemeente Menterwolde zijn onderdeel van het Oldambt. In het achterland bevindt zich een ontgonnen hoogveengebied, dat gedeeltelijk tot de Veenkoloniën wordt gerekend. Hier liggen de dorpen Borgercompagnie en Tripscompagnie, evenals het gehucht Stootshorn.

Onder leiding van diverse compagnies worden ook de veengebieden vergraven en in cultuur gebracht. Om de veenkoloniën beter te ontsluiten en de turf te kunnen afvoeren, wordt in 1650 het Winschoterdiep gegraven en kort daarna het Muntendammerdiep.

Veranderingen in de 19e en 20e eeuw

In de loop der tijd verspreidt de bebouwing zich over de zandrug. In 1850 ligt er al vrijwel één lang lint van bebouwing dat van Noordbroek, via Muntendam, naar Meeden loopt.

Landschap en bebouwing worden dan vooral bepaald door grootschalige landbouwbedrijven. Deze doen het erg goed tussen 1850 en 1940. Een belangrijke factor hierin is de aanleg van de spoorlijn van Groningen naar Nieuweschans in 1870. In 1910 gevolgd door de spoorlijn van Delfzijl naar Zwolle. Samen met de bloeiende aardappelmeel- en strokartonindustrie en de scheepsbouw langs de kanalen zorgt dit voor veel werkgelegenheid. In die periode kenmerkt het gebied zich echter wel door grote sociale tegenstellingen, die ook daarna in de politieke verhoudingen doorwerken.


 Fabrieksterrein van Motké met rokende schoorsteen gezien vanuit vogelvluchtperspectief.
 Afbeelding uit het einde van de 19e of begin 20e eeuw van aardappelmeel, soja en stroopfabriek Motké van W.A.Scholten te Zuidbroek.

In de twintigste eeuw verandert er van alles. Door ruilverkaveling verandert het landschap. De dorpen worden steeds groter en er ontstaan industrieterreinen waar bedrijvigheid zich concentreert. Ook is men steeds mobieler. Naast het spoor ontstaan er steeds meer wegen. Zo wordt begin jaren zeventig ook de autosnelweg A7 aangelegd. Hierdoor raakt de regio verbonden met het grote Europese netwerk.


 Straatbeeld van Het Loeg, met links het oude gemeentehuis.
Straatbeeld van Muntendam aan het begin van de twintigste eeuw. Het Loeg, met links het oude gemeentehuis, perceel nr. 66.

 

Publicatiedatum: 1 januari 2018
Auteur: Rachel Hiemstra